Als jij als professional zorgen hebt over mogelijke radicalisering, vraagt dat om een zorgvuldige aanpak. De werkwijze informatie delen bij mogelijke radicalisering kan je hierbij ondersteunen. De werkwijze bestaat uit 7 stappen die je helpen een goed besluit te nemen over het delen van informatie. Deze stappen vertalen de eisen die de AVG (Algemene Verordening Gegevensbescherming), klachtencommissies en (tucht)rechters onder andere stellen als je informatie over een jongere extern deelt.
De 7 stappen hebben een logische volgorde. Soms ligt het echter voor de hand om ervan af te wijken. Zo ligt het soms voor de hand om meteen in gesprek te gaan met de jongere over de signalen en daarna pas om advies te vragen. Ook zul je sommige stappen vaker moeten zetten. In een gesprek met de jongeren kunnen bijvoorbeeld zorgen worden weggenomen, maar kun je later door nieuwe signalen opnieuw behoefte hebben aan advies. Het gaat erom dat je alle stappen minimaal 1 keer hebt gezet voordat je informatie extern deelt.
Het is belangrijk om de signalen en het overzicht vast te houden over de stappen die je hebt gezet en de adviezen die je hebt gekregen. Lees meer over het vormen van een goed dossier en waarom dit belangrijk is op de pagina Dossiervorming.
Aan de slag met de werkwijze
Voor alle stappen geldt: als je collega’s of deskundigen om advies vraagt, doe je dat bij voorkeur anoniem. Noem dus de naam van de jongere of het gezin niet als dat niet nodig is. Dat geldt ook voor andere informatie waarmee de identiteit van de jongere of het gezin kan worden herleid. Het label ‘radicalisering’ heeft namelijk mogelijk grote gevolgen voor alle betrokkenen.
Bij stap 1 leg je de signalen vast die kunnen duiden op radicalisering én die mogelijke radicalisering tegenspreken:
- Beschrijf wat je ziet, hoort of op een andere manier waarneemt.
- Beschrijf deze signalen zo feitelijk mogelijk.
- Interpreteer de feiten niet meteen.
- Leg je (met toestemming van de bron) informatie afkomstig van een andere instelling of organisatie vast? Vermeld dan de bron bij die informatie.
- Vermeld diagnoses alleen als deze zijn vastgesteld door een bevoegde beroepskracht én als deze relevant zijn voor het signaleren.
Als je het toch noodzakelijk vindt om een oordeel over de feiten te delen, houd de feiten en jouw oordeel dan uit elkaar. Bijvoorbeeld:
| Wel | Niet |
|---|---|
| “Tweemaal binnen 14 dagen niet verschenen op een afspraak zonder bericht. Wellicht motivatieproblemen?” | “Niet gemotiveerd.” |
| “Draagt sinds enige weken een nikab. Droeg voorheen spijkerbroek, T-shirt, enzovoort met hoofddoek. Spreekt sinds enige weken regelmatig over wat wel en niet zou mogen volgens de Koran. Doet in verband met voorschriften van de Koran niet meer mee aan sport- en spelactiviteiten.” | “Steeds religieuzer en trekt zich terug.” |
Een zorgvuldige beschrijving van de signalen volgens bovenstaande stappen is cruciaal. Het is namelijk nodig om eventuele ontwikkelings- en veiligheidsrisico’s te taxeren. Maar ook om een goed gesprek met de jongere of het gezin te kunnen voeren. Daarnaast helpt het je om een zorgvuldig besluit te nemen over mogelijke vervolgstappen.
Er zijn verschillende soorten veiligheidsrisico’s. Er kunnen bijvoorbeeld risico’s zijn voor de veiligheid van jou als professional, de jongere zelf, de ouders en andere gezinsleden, de omgeving en voor de regionale en nationale veiligheid. Maak voor elke casus zo concreet mogelijk een eerste inschatting van waar veiligheidsrisico’s zitten. Stel jezelf de volgende vragen:
- Wat kan er gebeuren op basis van de signalen?
- Welke aanwijzingen heb ik dat dit ook daadwerkelijk zal gebeuren?
- Kan ik iets zeggen over de termijn waarop dit zal gebeuren?
Vraag ook instellingen en andere professionals die op jouw verzoek advies geven om de veiligheidsrisico’s die zij zien concreet te maken. Een zo concreet mogelijk zicht op de veiligheidsrisico’s helpt je bij alle besluiten die je in dit stappenplan neemt.
Er is geen centraal meldpunt voor signalen van radicalisering. Bij ernstige veiligheidsrisico’s ligt het vaak voor de hand om informatie te delen met de politie en/of de ambtenaar van Openbare Orde en Veiligheid (OOV) van de gemeente. Het is belangrijk dat de instelling waar je werkt een contactpersoon heeft bij de politie en de gemeente die je de weg kan wijzen naar de juiste afdeling of functionaris. Raadpleeg de Expertise-Unit Sociale Stabiliteit (ESS) als niet duidelijk is bij wie in de regio je moet zijn met informatie over een mogelijk radicaliserende jongere. Je kunt ook landelijk terecht voor advies bij het Landelijk Steunpunt Extremisme (LSE).
In deze werkwijze is het belangrijk dat je niet zelf blijft rondlopen met signalen van mogelijke radicalisering bij een jongere: vraag om advies. Bijvoorbeeld over het interpreteren van de signalen, wat mogelijke vervolgstappen zijn en welke veiligheidsrisico’s er zouden kunnen ontstaan door een gesprek met de jongere te voeren. Denk daarbij aan impulsief gebruik van geweld of het uit het zicht verdwijnen van de jongere.
Houd daarbij de volgende vragen in gedachte:
- Kunnen de signalen duiden op radicalisering?
- Zo ja, hoe worden de ernst hiervan en de veiligheidsrisico’s ingeschat?
- Op welke termijn kunnen de veiligheidsrisico’s gebeuren?
Schat op basis van deze vragen in of het mogelijk is om met de jongere en/of de ouders in gesprek te gaan. Denk ook na over wie dit gesprek zou kunnen voeren, welke vervolgstappen nodig zijn en wie deze kan zetten. Het advies leidt dus altijd tot een besluit.
Is er een aandachtsfunctionaris radicalisering binnen de organisatie? Vraag die dan in ieder geval om advies.
Let op: vraag advies op basis van anonieme gegevens
Als je iemand om advies vraagt, is het belangrijk dat je daarbij niet de naam van de jongere of het gezin noemt. Zorg ook dat je geen andere gegevens deelt waaruit blijkt om wie het gaat. Het label ‘radicalisering’ kan namelijk grote gevolgen hebben voor de jongere zelf, hun familie, vrienden en de omgeving.
Vraag je advies aan een collega die ook direct betrokken is bij de behandeling, jeugdhulp of het onderwijs aan de jongere? Dan kan de naam van de jongere wél worden genoemd. Zo kan een therapeut de naam van de jongere noemen als die advies vraagt aan een zorgcoördinator, intern begeleider op school, jongerenwerker bij een teamleider, maatschappelijk werker bij een praktijkbegeleider en een jeugdverpleegkundige bij een jeugdarts.
In de aanpak van radicalisering is het cruciaal dat je met de jongere in gesprek gaat. Door dit gesprek en de reactie van de jongere kun je signalen pas goed interpreteren. Ook geeft het gesprek je zicht op wat er nodig is aan ondersteuning en het bieden van perspectief. Bij voorkeur ga jij als professional die contact heeft met de jongere en de mogelijke radicalisering signaleert zelf met de jongere in gesprek. Soms zijn er goede redenen om dit gesprek niet alleen zelf te voeren. Bijvoorbeeld als dit mogelijk van invloed is op de vertrouwensband of jouw welzijn. In dat geval kun je dit samen met of door een ander laten doen. Bijvoorbeeld door de zorgcoördinator van de school of de teamleider van het jongerenwerk.
Is een jongere nog geen 16 jaar oud? Dan voer je het gesprek over de signalen ook met de gezaghebbende ouders. Is de jongere 16 jaar of ouder en wil je ook met de ouders in gesprek? Vraag de jongere dan eerst om toestemming.
Inhoud van het gesprek
Als je het gesprek met de jongere of het gezin voert, houd dan in elk geval deze opbouw aan:
- Leg het doel van het gesprek uit.
- Beschrijf de signalen en de zorgen.
- Vraag om een reactie.
- Ga in gesprek naar aanleiding van de signalen en de reactie.
- Kijk samen naar welke mogelijkheden en wensen voor ondersteuning er zijn als dit aan de orde is. Bied perspectief.
- Vat samen wat je samen hebt besproken, benoem de gemaakte afspraken en beschrijf welke vervolgstappen worden genomen.
Een gesprek is niet altijd mogelijk
In sommige situaties is het niet mogelijk om een gesprek te voeren met de jongere en/of de ouders. Bijvoorbeeld als daardoor risico’s ontstaan voor de veiligheid van jou als professional, de jongere of het gezin. Ook kan er risico zijn dat er geweld ontstaat of de jongere uit het zicht verdwijnt.
Je kunt het gesprek alleen overslaan of uitstellen als er concrete aanwijzingen zijn dat er als gevolg aanzienlijke risico’s ontstaan. Neem de beslissing niet alleen: laat je adviseren door deskundigen als de politie of het gemeentelijk of regionaal advies- of meldpunt.
Stappen 1 tot en met 4 leveren je veel informatie op. Bij stap 2 maakte je een eerste inschatting van de veiligheidsrisico’s. Nu leg je de informatie uit alle stappen bij elkaar en maak je een definitieve inschatting van de veiligheidsrisico’s. In de meeste gevallen maak je hierbij (opnieuw) gebruik van advies. Ook hierbij geldt dat je de risico’s zo concreet mogelijk beschrijft.
Extern delen van informatie betekent dat je informatie deelt met derden over mogelijke radicalisering of signalen hiervan, waarbij je ook de naam en andere persoonsgegevens van de jongere noemt. Onder 'derden' wordt niet verstaan de personen of instanties waarmee je op basis van jouw informatieplicht als professional informatie mag delen, zonder dat je daar toestemming voor hoeft te vragen.
De werkwijze spreekt over 'extern delen van informatie' en niet over het doen van een 'melding'. Vanwege het ontbreken van een specifiek wettelijk kader voor gegevensverstrekking in verband met radicalisering is er formeel geen instantie waar een melding kan worden gedaan. Ook is de term 'melding' niet wettelijk omschreven.
Welke functionaris binnen jouw instelling de beslissing neemt of signalen extern worden gedeeld, verschilt per instelling en per beroepsgroep. Volg op dit punt de interne procedures en betrek degene die de beslissing moet nemen zo vroeg mogelijk bij de verschillende stappen. Of je signalen van mogelijke radicalisering extern moet delen, beslist de functionaris op basis van de concrete beschrijving van de veiligheidsrisico’s en de inschatting van de ernst hiervan.
Vraag toestemming van de jongere
In het algemeen heb je als professional in het jeugddomein toestemming nodig van de jongere om informatie extern te delen. Deze toestemming is erg belangrijk om het vertrouwen tussen jou en de jongere te behouden. Dat vertrouwen is ook nodig als je de jongere bijvoorbeeld wilt motiveren voor een vorm van ondersteuning. Vraag pas om toestemming nadat je in gesprek bent gegaan over de signalen en je het volgende hebt uitgelegd:
- Met wie wil je spreken?
- Waarover wil je met diegene spreken?
- Wat is het doel van dat gesprek?
Beoordeel ook of het mogelijk en zinvol is om de jongere en/of de ouders bij het gesprek aanwezig te laten zijn.
Signalen extern delen zonder toestemming
Vraag je eerst af waarom je informatie wilt delen. In sommige situaties krijg je namelijk geen toestemming of is het niet mogelijk om contact met de jongere te leggen om toestemming te vragen. Dan kun je onder bepaalde voorwaarden de signalen van mogelijke radicalisering toch extern delen:
- De signalen duiden op concrete en ernstige veiligheidsrisico’s of ontwikkelingsrisico’s voor de jongere, en/of veiligheidsrisico’s voor gezinsleden, professional of anderen, die alleen door het extern delen van informatie kunnen worden verminderd of weggenomen.
- Het is noodzakelijk om de signalen die mogelijk wijzen op ernstige veiligheidsrisico’s te onderzoeken, zodat op basis van een betere duiding verantwoorde vervolgstappen kunnen worden gezet.
Meer weten? Lees meer informatie over het breken van het beroepsgeheim.
Als informatie extern moet worden gedeeld, beslis je welke informatie je moet delen en met wie. Informatie mag niet met iedereen worden gedeeld. Denk goed na over wie er kan ingrijpen en welke informatie daarvoor nodig is. Welke informatie je extern moet delen verschilt per casus. Bedenk je hierbij ook welke informatie nodig is om signalen verder te onderzoeken, verminderen of weg te nemen.
Ben je van plan om informatie te delen en weet je met wie? Dan zijn onderstaande punten belangrijk:
- Leg vast of je toestemming hebt gekregen. Heb je geen toestemming gekregen? Beschrijf dan de afweging waarom je toch informatie extern deelt en met wie.
- Wees zorgvuldig bij het verstrekken van informatie. Volg hierbij de regels bij stap 1.
- Beschrijf de stappen die je tot nu toe zelf al hebt gezet.
- Verstrek niet meer informatie dan nodig is voor de vervolgacties.
- Maak de gesignaleerde veiligheidsrisico’s concreet.
- Maak afspraken over een eventuele taakverdeling: wat doe je zelf en wat doet de ontvanger van de informatie?
- Maak afspraken over terugkoppeling: wanneer hoor je wat met de verstrekte informatie is gedaan?