Ga in gesprek met de leerling en/of ouders

Zorg voor een individueel gesprek tussen de leerling en een mentor of een docent die goed contact heeft met de leerling. Door dit gesprek krijgt u meer inzicht in wat er bij deze leerling speelt en met wie hij of zij omgaat. Vertrouw in de eerste plaats op de gespreksvaardigheden die u al bezit.

Wat kunt u bespreken?

Hoe gaat de leerling om met de gebeurtenis? Zijn er ook andere gebeurtenissen die mogelijk werken als triggerfactor in het radicaliseringsproces? Hoe gaat het thuis, en met zijn of haar vriendengroep? Met wie gaat de leerling nog wel om in zijn of haar vrije tijd? Wat is zijn of haar wereldbeeld? Is de leerling gemakkelijk beïnvloedbaar? Door de ervaringen die de leerling deelt kunt u nagaan wat de impact is van de gebeurtenis. De leerling kan tegelijkertijd zijn of haar emoties uiten en deze een plek geven.

Voer een open, begripvol, onbevooroordeeld en nieuwsgierig gesprek. Vermijd discussie als de leerling zijn ervaringen, idealen en/of denkbeelden uitspreekt. Ook benoemt u zorgen over mogelijke radicalisering niet in het gesprek.

Leg, afhankelijk van de situatie, contact met de ouders of iemand anders in de omgeving van de leerling. Heeft u bijvoorbeeld zicht op de (oude) vriendengroep, ga dan ook met deze jongeren in gesprek. Zij kunnen mogelijk vertellen waardoor het contact is verbroken en met wie de leerling nu omgaat. Informeer de leerling hierover zodat u het vertrouwen behoudt. Bij leerlingen vanaf zestien jaar geldt als hoofdregel dat de jongere toestemming moet geven om met de ouders over hem of haar te spreken