Ga in gesprek met de jongere en/of ouders

Voer, als dat mogelijk is, een informeel gesprek met de jongere om te weten te komen wat er bij deze jongere speelt, met wie hij of zij omgaat en wat mogelijk (achterliggende) hulpvragen zijn. Vertrouw in de eerste plaats op de gespreksvaardigheden die u al bezit.

Wat kunt u bespreken?

Achterhaal op een open manier  met welke leeftijdsgenoten de jongere omgaat. Wat trekt de jongere aan in de (nieuwe) vriendengroep? Zijn er ook andere gebeurtenissen die mogelijk werken als triggerfactor in het radicaliseringsproces? Hoe is de situatie binnen het gezin? Heeft de jongere nog contacten met zijn of haar (oorspronkelijke) sociale omgeving? Wat is zijn of haar wereldbeeld? Is de jongere gemakkelijk beïnvloedbaar?

Voer een open, begripvol, onbevooroordeeld en nieuwsgierig gesprek. Vermijd discussie als de jongere zijn of haar ervaringen, idealen en/of denkbeelden uitspreekt. Zorgen over mogelijke radicalisering benoemt u niet in het gesprek.

Leg, afhankelijk van de hulpvraag en de situatie, contact met de ouders of iemand anders in de omgeving van de jongere. Voor zover uw inschatting van de dreiging voor de veiligheid van de jongere, zijn omgeving en de samenleving dat toelaat, informeert u de jongere hierover en behoudt zo het vertrouwen van de jongere. Bij jongeren vanaf zestien jaar geldt als hoofdregel dat de jongere toestemming moet geven om met de ouders over hem of haar te spreken.

Wat kunt u nog meer doen?