De Utrechtse wijk Overvecht kent grote uitdagingen op het gebied van armoede en veiligheid. Tegelijkertijd zijn de bewoners betrokken bij hun wijk en willen velen van hen zich actief inzetten om de leefbaarheid te verbeteren. De gemeente kiest er daarom voor de kracht van samenwerking te gebruiken. Tussen het sociale en het veiligheidsdomein, en vooral met de bewoners. In dit artikel delen drie sleutelspelers in deze aanpak hun belangrijkste lessen.

Monique Theijsmeijer is bij de gemeente Utrecht een van de zes wijkadviseurs voor Overvecht. Vanuit die rol houdt ze zich onder meer bezig met de wijkaanpak Samen voor Overvecht en de buurtaanpak 3S-dreven.

Tijmen Bredenoord is als senior gebiedsmanager veiligheid bij de gemeente verantwoordelijk voor het veiligheidsbeleid in Overvecht. Daarbij werkt hij nauw samen met het sociaal domein en veiligheidspartners als de politie, het jongerenwerk en de woningcorporaties.

Houcine Hatrouf is al meer dan twintig jaar inwoner van de 3S-dreven, een buurt met drie flatgebouwen in Overvecht. Hij zet zich op verschillende manieren in voor de wijk.

Hoe zouden jullie de wijk Overvecht beschrijven?

Monique: “Het is al jarenlang een van de armste wijken van Utrecht, 30 procent van de bewoners leeft hier onder de armoedegrens; in buurten als de 3S-dreven is dat zelfs 40 procent. Die armoede leidt tot allerlei sociale en veiligheidsproblemen. Tegelijkertijd is er veel trots. Bijvoorbeeld bij onze wijkambassadeurs: een groep van veertig bewoners die meedenkt en -doet met onze aanpak. Zij vinden Overvecht nog steeds een hele mooie wijk. En dat is het ook: heel groen en ruim opgezet.”

Houcine: “Ik ben 22 jaar geleden vanuit de wijk Hoograven in een van de 3S-flats komen wonen. Ik werkte hele dagen in de bouw en wilde daarnaast iets voor de buurt doen. Op vijf minuten lopen zat een voetbalvereniging. Daar ben ik in de avonden de jeugd gaan trainen. Later ben ik er ook bestuurslid geworden. Dan hoor je bijvoorbeeld over kinderen die geen geld hebben om voetbalschoenen te kopen. Vanuit die armoede zie ik veel andere problemen in de buurt ontstaan. Er zijn bijvoorbeeld regelmatig vechtpartijen. Of jongeren die uit verveling bushokjes vernielen of de politie uitdagen.”

Tijmen: “Veel jongeren in Overvecht zijn kwetsbaar om geronseld te worden door criminelen, bijvoorbeeld om plofkraken uit te voeren. Als je opgroeit in armoede, dan is de verleiding om snel geld te verdienen natuurlijk groot. Soms zien ze het als bittere noodzaak. Omdat het hele gezin anders geen brood op de plank heeft. Dit laat goed zien hoe belangrijk het programma Preventie met Gezag is: de problemen die we hier hebben, kunnen we alleen in samenwerking aanpakken; tussen het sociale en het veiligheidsdomein, maar óók met de bewoners.”

Met die samenwerking zijn jullie in Overvecht al heel ver. Hoe hebben jullie dat voor elkaar gekregen?

Monique: “In navolging van de eerdere krachtwijkenaanpak en de Versnelling zijn we in 2019 gestart met Samen voor Overvecht: een wijkaanpak waarin we als gemeente nauw samenwerken met bewoners, professionals en ondernemers. Een belangrijke succesfactor is dat iedereen mee kan doen. Houssein is daarvan een goed voorbeeld: als vrijwilliger die midden in de samenleving staat, vormt hij een belangrijke schakel tussen bewoners en instanties zoals de gemeente en de woningcorporatie.”

Houcine: “Via de voetbalvereniging had ik veel ouders leren kennen en kreeg ik een steeds groter netwerk. Tweeëneenhalf jaar geleden ben ik daarom buurthost geworden: een aanspreekpunt voor vragen, zorgen en ideeën van bewoners.  Soms gaat het vooral om het luisteren of het uitpraten van een ruzie. En soms probeer ik mensen door te verwijzen naar professionals op het wijkbureau.”

Monique: “Via Houssein hebben we ook weer andere bewoners gevonden die wat extra’s willen doen voor de wijk. Zoals de buurtambassadeurs, die op vrijwillige basis samenwerken met de woningcorporatie en de gemeente. Zij spreken hun medebewoners bijvoorbeeld aan op overlast en geven klachten en wensen door. Zo bouwen we op verschillende manieren via verschillende rollen aan een netwerk.”

Tijmen: “Ook onze ‘stadmakers’ zijn onderdeel van dat netwerk: vaders, moeders en jongvolwassenen die volgens het buurtvadermodel de straat opgaan om contact te maken met jongeren. Ze bieden een luisterend oor, bouwen een vertrouwensband met ze op en verwijzen waar nodig door naar passende hulp. Of motiveren jongeren om zich voor de wijk in te zetten. In Overvecht hebben we nu acht groepen van in totaal tachtig stadsmakers rondlopen.”

Monique: “Daarnaast proberen we via onze bewonerverbinders ook ‘achter de voordeur’ te komen. Bij renovatieprojecten bieden zij bewoners hulp aan. Dat kan om praktische verhuiszaken gaan, maar bijvoorbeeld ook om vragen over schulden of gezondheid. De bewonerverbinders hebben een Marokkaans-Nederlandse achtergrond en vormen daarmee voor veel bewoners een laagdrempelige ingang. Zij zijn all-round opgeleide medewerkers van de afdeling Werk en Inkomen en kunnen hierdoor snel zien of iemand bijvoorbeeld recht heeft op toeslagen. Ook hebben ze korte lijnen met het Buurtteam.”

Houcine: “Sinds kort hebben we in Overvecht een fietshub: met een U-pas kun je daar voor 30 euro een opgeknapte fiets kopen met een jaar garantie. Bewoners voor wie het ov te duur is, kunnen zo bijvoorbeeld toch meedoen aan activiteiten. Op deze locatie bieden we ook fietslessen aan en kun je een kop koffie drinken. Bewoners die het leuk vinden om fietsen te repareren, kunnen hier hun buren helpen en dat combineren met een praatje. Zo is het ook een plek voor ontmoeting.”

Eén van de ambities van Samen voor Overvecht is het creëren van veilige buurten. Hoe ver zijn jullie daar inmiddels mee?

Tijmen: “We merken de meerwaarde van het netwerk vooral op een aantal vaste momenten in het jaar, zoals met de Ramadan. Dan zijn er meer jongeren op straat en neemt de spanning in de wijk toe. Ook rondom de jaarwisseling is er vaak veel onrust. Dan zien we jongeren uit randgemeenten naar Overvecht komen en is het extra belangrijk om in contact te staan met de bewoners. En heel fijn om daarbij terug te kunnen vallen op onze stadmakers.”

Monique: “Afgelopen Oud en Nieuw hadden we grote problemen op de winkelstrip. Daar zorgen hangjongeren sowieso vaak voor overlast. Bewoners als Houssein kunnen daar dan iets tegenover te zetten. Bijvoorbeeld door ze te motiveren om lekker te gaan sporten.”

Houcine: “Als het uit de hand loopt dan moet het natuurlijk bij Tijmen terecht komen. Of bij de politie. Maar liever los ik het zelf op, met een gesprek. Een paar weken geleden werd ik bijvoorbeeld gebeld door een moeder. Haar kind was voor de zoveelste keer in elkaar geslagen. Ik heb toen niet alleen haar zoon aangehoord, maar wilde ook de andere kant van het verhaal horen. Op een zaterdagochtend ben ik bij allebei die jongens en hun ouders op bezoek geweest. En hebben we alles kunnen uitpraten.”

Welke lessen hebben jullie voor andere gemeenten?

Tijmen: “Wees je bewust dat niet elke bewoner even makkelijk de weg naar de officiële instanties vindt. Omdat ze bijvoorbeeld de taal niet spreken, of niet digivaardig zijn. Monique en ik werken daarom elke dag vanuit het wijkbureau. En ook voor medewerkers van Werk en Inkomen is het belangrijk om af en toe in de wijk te zijn. Dat is niet alleen prettig voor de bewoners, maar ook een manier voor ambtenaren om de doelgroep en hun leefwereld te leren kennen.”

Monique: “Het taal- en cultuuraspect blijft belangrijk. In de bibliotheek kun je bij ons op allerlei niveaus taallessen krijgen. Nederlands, maar bijvoorbeeld ook Engels, Marokkaans, Turks en andere talen. In die bibliotheek zit sinds kort een ouder-kind centrum, waar bewoners vragen kunnen stellen over zwangerschap, ouderschap en opvoeden. Zo proberen we het mensen zo makkelijk mogelijk te maken hulp te zoeken. Beschikbaar én zichtbaar te zijn.”

Houcine: “Bij de laatste verkiezingen hebben we mensen actief opgezocht. Veel mensen in de wijk stemmen normaal gesproken niet. Daarom is er een lezing over de verkiezingen gehouden in de moskee. Over hoe ze werken én waarom het belangrijk is om te gaan stemmen.”

Monique: “Probeer te kijken hoe je diensten slim kunt combineren. In onze Werkwinkel bieden we werkzoekenden bijvoorbeeld sollicitatiecursussen en werkervaringsplekken. Op diezelfde locatie zit ook een voedselbank en een vestiging van het Leger des Heils. Iemand die bij de Werkwinkel binnenkomt kan bijvoorbeeld recht blijken te hebben op een voedselpakket en meteen ‘warm’ worden doorverwezen. En bij het Leger des Heils kunnen ze erachter komen dat iemand geen uitkering ontvangt en daar misschien wel recht op heeft. En die persoon dan meteen doorverwijzen naar de Werkwinkel.”

Wat zien jullie voor de komende tijd als jullie belangrijkste eigen uitdagingen?

Tijmen: “Het wantrouwen richting de overheid blijft groot. Onze zorgpartners en de politie merken dat ook. Daarbij moeten we kritisch naar onszelf blijven kijken. Om de bewoners en hun problemen te begrijpen is het belangrijk buiten onze eigen kaders te denken. Dat vraagt om multicultureel vakmanschap. De komende tijd gaan we daar verschillende professionals in trainen. Niet alleen mensen van de gemeente en de politie, maar bijvoorbeeld ook de jongerenwerkers en de buurtteams.”

Monique: “Ook voor onze Vreedzaam-aanpak gaan we opnieuw trainingen organiseren. We werken hier nu al 25 jaar mee op scholen en zo’n 20 jaar in de wijk. Met deze methode leren kinderen conflicten op te lossen door samen te praten, naar elkaar te luisteren en verantwoordelijkheid te nemen voor hun gedrag. Dit werkt heel goed, maar door wisselingen van de wacht merken we dat we hier aandacht aan moeten blijven geven. Vanwege onderlinge spanningen tussen bewoners zijn we binnen onze buurtaanpak 3S-dreven ook volwassen vrijwilligers gaan trainen op de methode Vreedzaam. Van de politie horen we dat dit effect heeft: de spanningen tussen deze bewoners lopen nu minder vaak uit de hand. Zo blijven we preventief werken aan een veilige omgeving, waarin iedereen zich gehoord voelt.”

Houcine: “Een grote uitdaging blijft het vergroten van de ouderbetrokkenheid. Bij ons op de voetbalvereniging zie ik soms alleenstaande moeders met vijf kinderen. Dan snap ik wel dat ze het lastig vinden hun kind naar sport te brengen. Of een keer te rijden naar een uitwedstrijd. Maar voor de ontwikkeling van het kind is het wel heel belangrijk.”

Monique: “Waar we helaas weinig aan kunnen doen zijn de geopolitieke ontwikkelingen. Hoe de Nederlandse overheid bijvoorbeeld reageert op de gebeurtenissen in Gaza valt bij ons in de wijk niet goed. Wij proberen daarbij vooral te kijken waar we wél invloed op hebben. Na vijf jaar zijn we inmiddels bezig met een herijking van Samen voor Overvecht. Niet voor niets hebben we de bewoners daar meer dan ooit intensief bij betrokken. Zo laten we zien: hier in de wijk zijn we er voor elkaar.”