Ga in gesprek met de leerling en/of ouders

Heeft de propaganda impact op een bepaalde leerling, zorg dan voor een individueel gesprek tussen de leerling en een mentor of een docent die goed contact heeft met de leerling. Door dit gesprek krijgt u meer inzicht in wat er bij deze leerling speelt en met wie hij of zij omgaat. Vertrouw in de eerste plaats op de gespreksvaardigheden die u al bezit.

Wat kunt u bespreken?

In het gesprek kan de leerling ervaringen delen. Ga na wat de impact is van de propaganda op de leerling. Gaat het hier om diepgevoelde overtuigingen, of bijvoorbeeld eerder over puberaal gedrag? Wat is zijn of haar wereldbeeld? Is de leerling gemakkelijk beïnvloedbaar? Zijn er ook andere gebeurtenissen die mogelijk werken als triggerfactor in het radicaliseringsproces?

Voer een open, begripvol, onbevooroordeeld en nieuwsgierig gesprek. Vermijd discussie als de leerling zijn ervaringen, idealen en/of denkbeelden uitspreekt. Ook benoemt u zorgen over mogelijke radicalisering niet in het gesprek.

Leg, afhankelijk van de situatie, contact met de ouders of iemand anders in de omgeving van de leerling. Informeer de leerling hierover zodat u het vertrouwen behoudt. Bij leerlingen vanaf zestien jaar geldt als hoofdregel dat de jongere toestemming moet geven om met de ouders over hem of haar te spreken.

Wat kunt u nog meer doen?

Ga met de klas in gesprek

Bereikt het propagandamateriaal meerdere leerlingen in de klas en houdt het hen bezig? Ga dan met klas in gesprek. Biedt leerlingen de ruimte om – met respect voor elkaar - hun mening te uiten. Het kan helpen om hierover afspraken te maken met de leerlingen. Bijvoorbeeld de regel dat iedereen zijn mening mag geven, maar dat niemand elkaar kwetst. Het is belangrijk dat u als docent de frustratie of boosheid niet versterkt. Ontstaat er op klassikaal niveau een discussie over onderdelen van een radicale ideologie, probeer deze dan niet per definitie te onderdrukken maar leidt deze juist in goede banen. Ga bij samenzwerings- of complottheorieën die leven onder de leeringen met hen op onderzoek uit naar de gebeurtenissen om ‘fake news’ te onderscheiden van feiten.

Wat kunt u in een klassikaal gesprek bespreken?

Wat vinden de leerlingen van het propagandamateriaal? Welke emoties roept het op? Zorgt het voor een afkeer tegen de samenleving en actieve onverdraagzaamheid naar andere bevolkingsgroepen?

Een klassikaal gesprek kan zowel een preventieve als signalerende functie hebben. Merkt u bijvoorbeeld dat een specifieke leerling sympathie heeft voor de propaganda, ga dan individueel met hem of haar in gesprek.

Wat kunt u nog meer doen?

Handvatten om het gesprek over dit soort thema’s te begeleiden zijn te vinden bij Stichting School en Veiligheid. Zo treft u daar “Lessuggesties bij maatschappelijke onrust” (voor VO), “Controversiële onderwerpen in de klas” (voor mbo) en de digitale module “Omgaan met extreem gedrag en polarisatie” (VO en mbo). Docenten binnen het PO, VO en MBO kunnen bij SSV de training ‘Dialoog onder druk’ aanvragen. Bij Diversion vindt u handvatten in de vorm van de publicatie “Dialoog als Burgerschapsinstrument” en bij Kennisnet via de handreiking “Dialoog in de klas over terreur op sociale media”. Het lesmateriaal van UCare over burgerschaps- en sociale vaardigheden is ontwikkeld om processen van radicalisering te voorkomen.