Waarom we het juist nu over radicalisering en extremisme moeten hebben

Nederland is druk bezig met het bestrijden en bedwingen van het nieuwe coronavirus (COVID-19). In deze dynamiek dreigt de aandacht voor radicalisering en extremisme te verslappen. Terwijl het coronavirus wel degelijk impact heeft op de ontwikkeling ervan. ‘Het zijn beide wicked problems die onderling invloed hebben op elkaar.’

Waarom we het juist nu over radicalisering en extremisme moeten hebben

In de Haagse gemeenteraad klonk in april de waarschuwing van waarnemend burgemeester Johan Remkes: 'Het risico is aanwezig dat de alertheid op extremisme afneemt als er een periode geen incidenten meer zijn geweest. Daarvan ben ik mij terdege bewust. Het is daarom noodzakelijk dat er aandacht voor extremisme blijft.' Het is niet voor het eerst dat dit geluid klinkt. Bas Angevaare, jeugdzorgwerker binnen de jeugdzorg en aandachtsfunctionaris radicalisering en extremisme, herinnert zich dezelfde boodschap van Dick Schoof, toen nog directeur-generaal bij de AIVD, tijdens een masterclass vanuit het Haagse college in 2018.

Keerzijde prioritering corona

Door COVID-19 is de aandacht in de samenleving in een mum van tijd verschoven naar IC-bedden, de anderhalvemetersamenleving, steun voor ondernemers. Om maar wat te noemen. Veel mensen die vanuit de gemeenten en andere overheden op het thema van sociale veiligheid, weerbaarheid en polarisatie en radicalisering zaten, hebben tijdelijk andere prioriteiten gekregen. Dat geldt tot en met het hoogste politieke niveau. Dat is begrijpelijk omdat de crisis allesoverheersend is, maar het heeft een keerzijde. Angevaare: ‘Je hoopt echter toch dat we met z'n allen een bepaalde mate van paraatheid rondom radicalisering en extremisme in stand weten te houden. Ook als er een tijdlang nauwelijks incidenten zijn geweest. Of het nu uit links- of rechtsextremistische hoek komt.’

We worden geconfronteerd met een crisis die méér is dan alleen een bedreiging voor de gezondheid.

Het geheugen van organisaties

Annebregt Dijkman, adviseur radicalisering, ziet het wegzakken van de aandacht voor extremisme niet voor het eerst. Ook rond 2010 verslapte de aandacht van zowel de politiek als organisaties. Toen was er een economische crisis die bezworen moest worden. Mede daardoor werden we in Nederland overvallen door de uitreizen naar Syrië en Irak. Eerstelijns professionals en experts hadden daar al voor gewaarschuwd. Mirko Noordegraaf, hoogleraar Publiek Management aan de Universiteit Utrecht, beschreef dat ook in zijn evaluatie van de Nederlandse Contra Strategie Terrorisme 2011- 2015. Als de urgentie verdwijnt, het geld op is en de mensen uitvallen, dan is de kennis ook weg. Dan bouw je dus geen institutioneel geheugen op. Niet binnen organisaties, niet binnen de overheid. Nu worden we geconfronteerd met een crisis die méér is dan alleen een bedreiging voor de gezondheid. Daarom moeten we extra opletten en de lessen die we geleerd hebben in de praktijk brengen. Als eerste de aandacht vasthouden dus.’

Pokon voor complottheorieën

Dat COVID-19 en radicalisering twee losstaande problemen zijn, is bovendien een misverstand, benadrukt Dijkman. ‘We hebben te maken met een crisis die de hele wereld treft. Mensen worden extra kwetsbaar. Bijvoorbeeld in hun gezondheid, maar ook financieel. Er ontstaan daardoor nieuwe uitsluitingsmechanismen omdat het virus ook maatschappelijke ongelijkheid vergroot. Dat beïnvloedt ook de gevoeligheid voor polarisatie en radicalisering. Mensen zoeken daarnaast digitaal contact, zitten langer op het internet. Dat schept meer ruimte voor het online rekruteren van mensen door terroristische bewegingen en er ontstaan nieuwe complottheorieën. Omdat (ouderlijk) toezicht soms ontbreekt en sociale media, zoals YouTube, algoritmes hebben die radicalisering in de hand kunnen werken.'

Want deze coronacrisis is Pokon voor complottheorieën, racisme en vooroordelen en andere vormen van uitsluiting. ISIS profiteert van de chaos. Het virus werkt als katalysator. De activiteiten van de terreurgroep nemen toe. Ondertussen borrelt en broeit het op het internet. Onlangs nog werden jongeren van Forum voor de Democratie op de vingers getikt en uit de partij gezet vanwege rechts-radicale en antisemitische uitlatingen op WhatsApp. En geruchten woekeren online voort, zoals het vermeende verband tussen corona en de 5G-masten. Onder andere In Tilburg, Brabantse Oudenbosch en Veldhoven werden masten vernield.

Voedingsbodem voor extremisme

‘Ontregeling van de maatschappij – nu dan vanwege het nieuwe coronavirus, de volgende keer door iets anders – is een voedingsbodem voor allerlei extremistische gedachten en gedragingen’, meent Angevaare. Dijkman: ‘We lezen het in de media en zeggen ‘oh, er is alweer een zendmast in de fik gestoken’, of we verbazen ons over racistische berichten. Maar dat doet geen recht aan de dynamiek die daarachter zit en het grotere geheel. We blijven aan de buitenkant zitten, terwijl we veel meer op moeten inzoomen op de samenhang en de context.’

Radicalisering is nooit weg, het is wel steeds anders.

Wicked problems

Zowel COVID-19 als radicalisering zijn beide ongestructureerde problemen. Of, zoals het Engels het zo mooi uitdrukt: wicked problems. ‘Het zijn problemen zonder een duidelijk begin en einde, met veel verschillende perspectieven en belangen. Er bestaat voor radicalisering bijvoorbeeld geen wetenschappelijke eenduidige definitie’, zegt Dijkman. ‘Dit type problemen beïnvloedt elkaar onderling. Dat maakt zowel het virus als radicalisering een wicked problem. Het woord wickedness zegt het al: het stelt ons voor duivelse dilemma’s.’

Voortdurend veranderende complexiteit

Volgens Dijkman is veranderende complexiteit kenmerkend voor wicked problems. ‘Je hebt de statische complexiteit, die je kunt vergelijken met het bouwen van een vliegtuig. Dat is óók complex, maar uiteindelijk ben je in staat om een vliegtuig in elkaar te zetten én uit elkaar te halen. Radicalisering is een voortdurend veranderende complexiteit, te vergelijken met mayonaise. Je hebt verschillende ingrediënten: azijn, olie en eieren. Als je dit eenmaal mixt, heb je wel mayonaise. Maar je kunt nooit meer de eieren uit de mayonaise halen. Dat beschrijf ik ook mijn nieuwe boek De radicaliseringsindustrie, van pionieren naar professionaliseren.’

Het nieuwe coronavirus gaat nu een verbinding aan met processen van radicalisering.

Anders maar nooit weg

'Dat gebeurt nu ook met COVID-19, dat een verbinding aangaat met radicalisering. Je kunt nooit zeggen: ik ga die ‘eieren’ even uit de ‘mayonaise’ halen, en dan kan ik die los behandelen. Zo werkt het niet. De ingrediënten kunnen er ook telkens anders uitzien. En dat is waarom je in de kern radicalisering op de agenda moet houden. Altijd. Omdat het steeds verandert en nieuwe verbindingen aangaat. Het is wel steeds anders, maar het is nooit weg.’

Omgaan met veranderende complexiteit

Leren omgaan met de voortdurende verandering die radicalisering met zich meebrengt, is dé uitdaging voor de politiek, overheid en professionals in de hulpverlening. ‘We kunnen bijvoorbeeld maar heel moeilijk begrijpen waarom iemand naar het ‘kalifaat’ afreist en daar wellicht mensen gaat onthoofden. We blijven maar zoeken naar één reden waarom mensen radicaliseren, maar de oorzaak is vooral een meer complex systeem’, vult Angevaare aan. ‘Toch is onze maatschappij zo in hokjes ingericht, dat we het geheel bijna onmogelijk kunnen overzien. Dan heb je het over cultuur. Over sociaal economische status. De wijk waarin je leeft. Mensen zijn snel geneigd te denken: ‘Corona is er nu, dus daar zal ISIS ook wel last van hebben. En dus zullen er minder aanslagen komen.’ Maar dan snap je het niet. Een ontwrichte maatschappij is juist een kans voor extremistische groeperingen.’

Je hebt juist nu mensen nodig die zeggen: ‘Let op, dit probleem zit er mogelijk aan te komen door deze situatie.

Radicalisering op de agenda

Het is daarom essentieel dat de radicalisering op de professionele agenda blijft, benadrukt hij. Ook al gaat het om kleine aantallen, de gevolgen kunnen de maatschappij ontwrichten. ‘Neem de circa driehonderd mensen die naar Syrië vertrokken en nu druppelsgewijs terugkeren. Dat aantal is op de Nederlandse bevolking van 17 miljoen heel erg klein. Maar hun maatschappelijke impact kan groot zijn. Zeker als dat mis gaat. Je hebt juist nu mensen nodig die zeggen: ‘jongens, let op, dit probleem zit er mogelijk aan te komen door deze huidige situatie.’

Denken in scenario’s

Maar hoe ga je als professional in de hulpverlening om met wicked problems? Dijkman: ‘Het vraagt dat we als professionals in scenario’s gaan denken. Nu hebben we corona als context. Wat gebeurt er met corona als ingrediënt voor radicalisering? Wat voor soort verbindingen zou het kunnen aangaan? Dat wil niet zeggen dat het ook gebeúrt, maar je moet de diverse mogelijkheden in ogenschouw nemen. Deze andere manier van kijken wil ik juist agenderen. Bij eerstelijnsprofessionals, zoals jongerenwerkers, maar ook bij mensen die hoger in de organisaties zitten en nu veelal geneigd zijn om reactief te reageren op deze crisissituatie.’

Er is winst te halen als gekozen wordt voor de contextuele benadering.

Contextueel werken

Om binnen deze scenario’s goede hulp te kunnen bieden ziet Dijkman contextueel werken als een geschikte methode voor organisaties en professionals om met radicalisering en extremisme om te gaan. Dijkman: ‘Contextueel denken gaat uit van het in kaart brengen van relevante omstandigheden. Het voorkomt dat je telkens opnieuw thema’s apart moet adresseren. Met contextueel werken kun je zowel aandacht hebben voor trauma, inclusie en geweld, als voor cultuur, seksualiteit en andere belangrijke zaken die in een mensenlevens kunnen spelen.’ Contextueel werken is ook een stroming binnen de psychologie die bijvoorbeeld bij gezinsondersteuning wordt ingezet. Daar wordt bijvoorbeeld ook gekeken naar generaties en de leefomgeving.

Daar ligt ook een taak voor de organisatie, die individuele professionals hierin moet faciliteren. ‘Organisaties moeten zichzelf de vraag stellen: wat gaan wij samen doen om dit te adresseren en wat hebben onze medewerkers nodig om meer contextueel te gaan werken?’

De goede vragen stellen

‘Dat betekent niet dat je de Koran uit je hoofd hoeft te leren, of dat je alles moet weten over huiselijk geweld. Maar dat je wél altijd de goede vragen stelt. Binnen de organisatie. Wat is er op dit moment relevant en/of urgent? Hoe zou dat invloed kunnen hebben op die jongeren waarmee ik werk? Of het gezin? Op basis daarvan kun je kijken wat je zelf én samen met anderen kunt doen. Welke expertise in huis is’, vertelt Dijkman.

En heeft ook impact op het contact met jongeren. Angevaare: ‘Veel jongeren zullen hun baan kwijtraken door het coronavirus. Wat betekent dat voor hen? Welke risico’s zijn er door de huidige situatie? Als hulpverlener kun je hen opzoeken. Je kijkt met wie ze in contact komen als ze meer op straat hangen. Gaat in gesprek over hoe om te gaan met tegenslagen. Je wilt hen weerbaarder maken. Maar dan moet je het onderwerp wel met hen bespreken. Onderwerpen die een enorme impact kunnen hebben op de maatschappij, moeten altijd op de agenda staan, ook in je werk als hulpverlener.’

Bij een wicked problem als radicalisering is het de kunst om verschillende perspectieven naast elkaar leggen en te kijken wat de optelsom daarvan is.

Verschillende perspectieven

Dijkman: ‘Als een opvoedingsexpert en een veiligheidsexpert naar een gezin kijken, dan krijg je twee verschillende perspectieven. Dat is zo’n gevolg van extremisme als wicked problem. Maar als je dat beseft, kun je de twee perspectieven naast elkaar leggen en kijken wat de optelsom daarvan is. Beide perspectieven zijn legitiem. Want dat hoort ook bij wicked problems: je zoekt oplossingen binnen het spectrum ‘beter’ en ‘slechter’ en beoordeelt het niet als ‘goed’ of ‘fout’. Dat maakt de aanpak ook realistischer. Professionals werken nu vaak op papier wel integraal samen, maar in de praktijk lukt dat niet altijd. Contextueel werken helpt om dat voor elkaar te krijgen. Want dan kijk je samen voortdurend naar relevante omstandigheden én je voert het gesprek daarover.’

Noodzaak van structurele scholing

Dat vraagt om meer prioriteit en budget voor opleiding en structurele professionalisering. En dat wringt. Dijkman: ‘Binnen de jeugdzorg, die naar de gemeente is gegaan, is financiering bijvoorbeeld erg gericht op de verantwoording van productie-uren. Uit onderzoek weten we dat intervisies en interne overleggen snel van de agenda vallen. Terwijl we zonder die ruimte nooit elkaars perspectieven naast elkaar kunnen leggen voor een goede analyse van de situatie. Structureel reflectie organiseren is ook een vorm van evaluatie en scholing.’

‘Er is winst te halen als gekozen wordt voor de contextuele benadering’, benadrukt ook Angevaare. ‘In mijn werk als jeugdzorgwerker heb ik 1 gezin met 12 verschillende hulpverleners meegemaakt. Als we als hulpverleners breed leren kijken en niet alleen hulpverlenen vanuit een specialisme, heb je echt minder hulpverleners nodig. Daarnaast kun je veel sneller inspringen bij nieuwe (maatschappelijke) ontwikkelingen en dus proactief te werk gaan.’