Presikhaaf University: niet consumeren, maar produceren

Met het label ‘kwetsbare jongeren’ hebben ze niet zoveel. Liever spreken Nabil el Malki en Melvin Kolf, initiatiefnemers van Presikhaaf University in Arnhem, van talentvolle jongeren die opgroeien in een kwetsbare omgeving. De twee groeiden zelf ook op in zogeheten 'achterstandswijken'. Nog zo’n label waarmee ze weinig hebben. Omdat ze weten wat dat met je kan doen. Bij Presikhaaf University staat daarom het geloof in eigen kunnen centraal. El Malki: ‘Wij geloven echt dat het helpt om op een andere manier naar jongeren te kijken.’ 

Wat El Malki en Kolf doen bij Presikhaaf University is geen klassiek jongerenwerk. Tenminste, als je het henzelf vraagt. Ze richten zich niet alleen op kwetsbare jongeren, maar op alle jongeren. El Malki: ‘We zetten ook niet de jongeren met de meeste problemen bij elkaar, zoals je wel eens ziet. Dat label “kwetsbaar” of “niet kwetsbaar” is bij ons helemaal niet belangrijk.’

Hij vervolgt: ‘De vraag is ook: ‘wat is kwetsbaarheid?’ Is dat Melvin, die in armoede opgroeide en stopte met school? Of ben ik dat, die vwo afrondde, maar als eerste in de familie wel alles zelf moest uitvogelen? Het is vooral de omgeving die kwetsbaar is, daar waar een tekort aan hulpbronnen is.’ 

Nabil El Malki
Nabil El Malki, medeoprichter Presikhaaf University

Wijk met potentie

In Presikhaaf, een wijk in het oosten van Arnhem, signaleerden Kolf en El Malki zo’n tekort aan hulpbronnen. Daar sprongen ze met Presikhaaf University op in. El Malki legt uit dat Presikhaaf een grote en diverse wijk is. De afgelopen jaren was de wijk regelmatig negatief in het nieuws door verhalen over jongeren die radicaliseerden. Ook maakt hij zich zorgen over de kans op onderadvisering, waarbij kinderen uit een lager sociaaleconomisch milieu gemiddeld een lager schooladvies krijgen dan leeftijdsgenoten met een vergelijkbaar intelligentieniveau uit een hoger sociaaleconomisch milieu. 

El Malki: ‘Deze kinderen missen een basis bij het opgroeien. We zien sommigen daardoor makkelijker afglijden dan anderen, terwijl hun potentie niet minder is.’ Om er gelijk aan toe te voegen: ‘Maar nu schets ik een heel negatief beeld van de wijk. Als je Presikhaaf binnenloopt en de zon schijnt, dan denk je: ‘wat is het hier mooi wonen’. Dat kenmerkt Presikhaaf óók.’

'Het is bij ons nooit: ik kan het niet. Maar altijd: ik kan het nóg niet.'

Melvin Kolf
Melvin Kolf, medeoprichter Presikhaaf University

Vraagstukken oppakken met wijk

Het karakteriseert El Malki en Kolf en de werkwijze bij Presikhaaf University: altijd uitgaan van het positieve. Van de kracht van de wijk. Nooit zeggen ‘ik kan het niet’, maar altijd ‘ik kan het nóg niet’. Want alles valt te leren. Het moet namelijk geen selffulfilling prophecy worden, geven ze aan. Dat de gedachte wordt: ‘ik heb het moeilijk, ik zit in deze situatie, dan zal het ook wel niets worden.’ Want dan wordt het vaak ook niets.

Presikhaaf University startte vier jaar geleden met huiswerkbegeleiding op verzoek van twee moeders uit de wijk. Zij zagen hun kinderen worstelen met hun huiswerk, maar konden zich geen dure bijlessen veroorloven. Inmiddels doet de University veel meer dan alleen huiswerkbegeleiding. Er wordt samen gesport en er zijn schuldhulpbuddy’s. Ook is er een leiderschapsprogramma. De vrijwilligers die bij het project betrokken zijn – ongeveer 50 op dit moment – zijn tussen de 16 en 27 jaar oud en fungeren als positieve rolmodellen voor anderen. Dit geldt ook voor El Malki en Kolf, die met hun 25 en 34 jaar ook zelf nog relatief jong zijn. Het idee is dat de jongeren die anderen – zowel andere jongeren als kinderen – begeleiden, daarvan zelf ook leren.

Een van de vrijwilligers bij Presikhaaf University – of de PU, zoals ze het zelf noemt – is Mehran (23). Zij merkt dat vooral het vertrouwen en geloven in de kinderen die ze begeleidt belangrijk is, meer nog dan het overbrengen van kennis. Ze herkent de situatie waarin sommige van hen verkeren. ‘Mijn moeder is met ons gevlucht naar Nederland en hoewel ze me altijd heel erg gemotiveerd heeft, kon ze me niet helpen met mijn huiswerk. Ik had vroeger een meester die mij hielp, ook in zijn vrije tijd. Dat heeft zoveel voor me betekend. Dat wil ik ook voor de kinderen van PU doen.’

Eigenaar van eigen ontwikkeling

Voor veerkrachtige jongeren moet je uitgaan van het positieve en geloven in talenten. Dat is volgens El Malki en Kolf het allerbelangrijkste. Daarom hebben de jongeren een centrale positie in alles wat de University doet. Kolf: ‘Wat we echt willen meegeven, is: je bent eigenaar van je eigen ontwikkeling. Je hoeft je niet te laten vertellen wat je wel en niet kan. Jij bepaalt waar de lat ligt. En hoe je daar gaat komen. Wij helpen je en vangen je op als je valt, samen met die 50 andere jongeren.’

Hij geeft het voorbeeld van een jongen die een mbo-1 opleiding wilde doen, maar niet werd aangenomen omdat zijn motivatie te slecht werd bevonden. Ook zijn oude middelbare school wilde hem eigenlijk niet terug. Kolf en El Malki gingen met hem aan de slag en na zes weken zagen zij een nieuwe jongen. Binnenkort heeft hij een nieuwe intake, dit keer met een positief advies op zak van zijn vorige school. 

Melvin en Nabil
Nabil en Melvin

Niet consumeren, maar produceren

Kolf vat de werkwijze van Presikhaaf treffend samen: niet consumeren, maar produceren. Waar volgens hem veel projecten zich richten op consumeren – een jongerencentrum met pooltafel en PlayStation, waar jongen kunnen gamen – richt Presikhaaf zich op produceren.

‘Wij hebben dat allemaal niet, maar we gaan aan de slag. Jíj gaat aan de slag. Wil je iets? Organiseer het maar. Maak een plan, een overzicht van de kosten en leg het ons maar voor. Je bent eigenaar van wat je produceert.’
El Malki knikt instemmend. ‘Ze zeggen dat de omgeving, school en thuis de drie plekken zijn waar een jongere opgroeit. Klassiek jongerenwerk richt zich vaak op de omgeving. Wij zeggen: bij elk project moeten minstens twee van de drie domeinen betrokken zijn. Dus als we huiswerkbegeleiding doen, dan is de school daarbij betrokken. Anders is het waardeloos wat we doen.’

Vangnet

De band die El Malki en Kolf met de jongeren hebben is hecht. Maar dat zorgt ook voor een hoog verantwoordelijkheidsgevoel, geeft El Malki aan. Hij wil het goede voorbeeld geven, door zelf veerkrachtig en weerbaar te zijn. ‘Tegelijkertijd vind ik ook dat ze best mogen zien dat ik het af en toe moeilijk heb. Maar dat vind ik best lastig.’

Dat is het mooie aan Presikhaaf University, vult Kolf aan. ‘Net als de jongeren weet ik dat ik 50 collega’s heb die mij opvangen als ik val. Of mij motiveren als ik even geen zin heb. Er is altijd wel iemand die appt, die vraagt hoe het met mij gaat. Dat is de kern: naar elkaar omkijken, en weten dat je niet alleen ervoor staat.’

Jongeren op speelveld

Reflectie

Stijn Sieckelinck: ‘Dit initiatief is heel bijzonder. Het begint al met de manier waarop ze omgaan met labels. Ze stappen niet in de valkuil van stigmatisering: ze spreken niet achteloos over kwetsbare jongeren of achterstandswijken. Ze geven de jongeren veel vertrouwen en verantwoordelijkheid met hun positieve benadering. De insteek is constructief: wat kunnen we samen maken of bereiken? Zo bieden ze jongeren de ideale context om in een relatief veilige omgeving dingen te proberen die ze anders, door gebrek aan zelfvertrouwen of vertrouwen van anderen, niet zouden durven. 

Deze jongeren krijgen de verantwoordelijkheid op een moment waarop ze normaal gesproken klein worden gehouden. Zo doorbreek je dat gebrek en bouw je aan dat zelfvertrouwen. Instanties en de gemeente zien de effectiviteit ervan en zetten deze jongeren graag in voor allerlei maatschappelijke vraagstukken. Bijvoorbeeld bij de aanpak van schuldhulpverlening, en zaken als onderadvisering in het onderwijs of mentale welzijnsprogramma’s. Zo is jongerenparticipatie alledaagse praktijk geworden, juist daar waar ze normaalgesproken vaak de doelgroep zijn.

Gelukkig wordt door steeds meer instanties gezien hoeveel kwaliteit deze aanpak oplevert. Het is niet de makkelijkste weg want het is vooral voor begeleiders heel intensief. Maar het resultaat is dat de jongeren veel beter weten wat ze zelf kunnen, wat hun omgeving aan ze kan hebben en wat zij kunnen bijdragen.’